De coronacrisis zal onze woonwensen definitief veranderen

Als Nederlanders in de toekomst minder naar hun werk hoeven, verandert de woonbehoefte. Bij nieuwe woningbouw zullen de juiste afwegingen gemaakt moeten worden, stelt directeur van Next Generation Infrastructures Aernout van der Bend.

Aernout van der Bend TROUW 12 januari 2021

Nu we tien maanden onderweg zijn met de coronacrisis, tekenen zich definitieve veranderingen af. In een onderzoek van recruitmentbureau Robert Walters geeft 85 procent van de ­ondervraagden aan dat men ook in de toekomst regelmatig wil thuiswerken.

Als Nederlanders dan over het ­algemeen nog maar twee dagen naar het werk hoeven, krijgen ze een andere woon- en reisbehoefte. Vandaar ook dat de vraag stijgt naar woningen aan de randen van de steden en erbuiten.

Politieke partijen zoals VVD en PVV pleiten nog steeds voor meer ­asfalt, maar de argumenten zijn ­achterhaald. Verbreding van snel­wegen, zoals bij Schiphol is gebeurd, helpt nog steeds niet files te bestrijden. Als we ervoor zorgen – ook een les van corona – dat 6 procent van de automobilisten die in een file staan alternatief vervoer pakt, verdwijnt de hele file.

Van de mensen die nu ­reizen, nemen er meer de auto, maar zodra een substantieel aantal mensen ­gevaccineerd is, verwacht ik dat ­reizigers weer volop gebruik­ zullen gaan maken van het openbaar vervoer. Als het hun maar makkelijk ­genoeg wordt gemaakt. Daarom is het hoopvol dat partijen als VVD, CDA en GroenLinks pleiten voor betere spoorvoorzieningen, soms zelfs voor hogesnelheidslijnen.

Schaarse ruimte

Wat ontbreekt, is de afweging. Je kunt de schaarse ruimte in Nederland maar één keer inzetten, binnen ­normen voor Pfas, stikstof en CO2. In de plannen voor woningbouw van GroenLinks, SP, PvdA, Partij voor de Dieren, SGP, VVD en CDA zie je dat niet terug. De één wil een miljoen woningen over tien jaar, de ander voor 2035. Waar we die zouden moeten bouwen, wordt niet ­duidelijk. Hoe daarbij Pfas, CO2 en stikstof meespelen evenmin. De ­Partij voor de Dieren komt in elk ­geval nog met een suggestie voor uitruil met landbouwgrond.

De meeste partijen willen een minister die de bouw van woningen ­najaagt, nu die regionaal en lokaal stagneert. De regie voeren op woningbouw is niet vreemd. Echter, zo’n minister wordt meegezogen in politieke belangen.

Een deltacommissaris zoals die er al is voor het tegengaan van overstromingen is beter. Die kan het volledige plaatje schetsen, inclusief Pfas, CO2 en stikstof. Die nieuwe deltacommissaris constateert ­hoeveel geld er gemoeid is met de gewenste woningbouw, maar ook welke investeringen in infrastructuur dat met zich meebrengt. Denk aan openbaar vervoer, wegen, water, elektriciteit, maar ook aan andere voorzieningen, zoals zorg en sport­gelegenheden.

Als dat investeringsplaatje rond is, kan de rijksoverheid, met alle ­argumenten op een rij, zien waar we het beste kunnen bouwen. Daaruit trekken we mogelijk de conclusie dat we grote steden niet groter gaan maken. De benodigde extra energiecapaciteit voor de groeiambitie van Amsterdam alleen al kost tientallen miljoenen euro’s.

Grotere slaapsteden

Ik pleit ervoor om ‘slaapsteden’ ­als Alphen aan den Rijn, Gouda en Zoetermeer van 100.000 naar 200.000 inwoners te brengen. Er is een relatief kleine investering voor nodig om het rondje spoor rondom het Groene Hart in de zuidelijke Randstad te vervolmaken.

Kortom, weeg de elementen ­corona, de ambitie om woningen te bouwen, de effecten op infrastructuur en de gevolgen voor stikstof, Pfas en CO2 zorgvuldig. Dat we keihard woningen nodig hebben, staat niet ter­ discussie. De manier waarop we die opgave gaan realiseren, staat dat wat mij betreft wel. Daarbij moet de rijksoverheid ­­iedere belastingeuro zo effectief ­mogelijk uitgeven.

Aernout van der Bend is directeur van Next Generation Infrastructures – een samenwerking van Alliander, Havenbedrijf Rotterdam, Prorail, Vitens, Rijkswaterstaat en Schiphol.

Terug